De verleidelijke welstandsnota

De tijd dat welstandscommissies vanuit een ivoren toren adviseerden over bouwplannen, waarbij de eigen regels soms op een geheel eigen wijze werden geïnterpreteerd, ligt al enige tijd achter ons. Desondanks staat het welstandsbeleid ter discussie en niet alleen op verjaardagsfeestjes. Is die kritiek terecht? En zo ja, moeten we daar dan iets mee?

De huidige maatschappelijke en politieke ontwikkelingen gaan snel. Burgers worden steeds mondiger en denken enthousiast mee over nieuwe ontwikkelingen. Of ze komen zelf met plannen. Het bottum-up denken is in deze tijd van stagnerende grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen terug van weggeweest. Tegelijkertijd staat deregulering hoog op de politieke agenda. Minder betutteling en meer vrijheid zijn toverwoorden voor nieuw beleid. “Afschaffen van de welstand” komt steeds vaker aan de orde, zeker nu veel welstandsnota’s geactualiseerd moeten worden. Het draagvlak voor welstandsbeleid is hard aan het afbrokkelen. Steeds meer gemeenten verklaren zich geheel of gedeeltelijk welstandsvrij.

Tegen deze achtergrond is het opvallend om te zien dat architectuur in warme belangstelling staat van veel mensen. De dag van de architectuur is landelijk bekend en trekt steeds meer belangstellenden, net als de open monumentendag. Discussieavonden over architectuur worden druk bezocht, veel lokale architectuurcentra maken overuren. En sloopplannen roepen nog steeds veel reacties los bij burgers in verschillende gemeenten.

 

Kwaliteit gegarandeerd?

Welstandstoezicht heeft een lange staat van dienst. Ruim honderd jaar geleden maakten veel particulieren zich zorgen over de ontsiering van de stad. Dat leidde tot de invoering van commissies die waakten over de schoonheid van de stad. Een van de eerste voorbeelden was de ‘Commissie van advies inzake de bebouwing van Gemeentebouwterreinen in Amsterdam’, die in 1898 werd geïnstalleerd om te adviseren over de esthetische kwaliteit van gebouwen.

Sinds 1962 zijn gemeenten verplicht in hun bouwverordening een welstandsbepaling op te nemen en daaraan gekoppeld een welstandscommissie aan te wijzen. Elke bouwaanvraag moet om advies aan deze commissie worden voorgelegd.

Het is nog steeds de overtuiging van veel lokale overheden dat zij het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dienen te behartigen, omdat de verschijningsvorm van een gebouw in hun ogen niet alleen een zaak is van alleen de eigenaar of de ontwikkelaar ervan. Iedereen in de openbare ruimte wordt er mee geconfronteerd. Nederland is wat dit betreft niet uniek, welstandsbeleid wordt in veel landen toegepast, hoewel de manier van sturen en toetsen per land op een andere manier plaatsvindt.

De vraag of welstandstoezicht echt bijdraagt aan een hogere kwaliteit van de architectuur, en we zonder welstand slechter af zouden zijn, is een vraag die lastig objectief te beantwoorden is. We kennen niet de gevolgen van het ontbreken van welstandsbeleid, omdat het er al zo lang is. Zelf heb ik de ervaring dat veel plannen er mede dankzij het ingrijpen van een kritische welstand, stadsbouwmeester of supervisor, enorm op vooruit zijn gegaan. De vraag anders stellen, levert overigens wel een verhelderend beeld op: wat is er mis met beleid dat bedoeld is om een betere ruimtelijke kwaliteit te realiseren?

 

Nieuwe stijl al weer verouderd

De vernieuwing van het welstandsbeleid is negen jaar geleden begonnen, toen de nieuwe Woningwet van kracht werd waarin een aantal drastische beleidswijzigingen werden doorgevoerd. De wetswijziging was een antwoord op de onvrede over de welstandsadvisering die als onvoorspelbaar en willekeurig werd ervaren. Er kwam daarom een meer transparant, toetsbaar en openbaar welstandbeleid. Vanaf dat moment was een welstandsnota verplicht, met daarin zo concreet mogelijke criteria. Met de welstandsnota als objectief toetsingskader, wist iedereen waar hij of zij aan toe was. Tenminste, dat was de bedoeling.

In de praktijk valt dat tegen. Iemand die wel eens heeft geprobeerd om een welstandsnota te lezen, weet dat het in veel gevallen een onoverzichtelijk en dik boekwerk is vol vakjargon. Je raakt al snel de draad kwijt in de gebiedsgerichte criteria, objectgerichte criteria, sneltoetscriteria, algemene criteria of projectencriteria. Om het nog lastiger te maken zijn er voor al die criteria ook nog verschillende welstandsniveaus. En zonder de Dikke van Dale bij de hand kom je niet ver, tenzij woorden als “plasticiteit” (1) en “parcellering” behoren tot je dagelijkse vocabulaire.

 

Draagvlak

Het moet dus anders, nieuw draagvlak is noodzakelijk om welstandsbeleid op de agenda te houden. Flip ten Cate van de Federatie Welstand komt in “Bewonerswelstand: draagvlak door welbegrepen eigenbelang” in een artikel op www.ruimtevolk.nl (op 13 april 2012) met een eerste schot voor de boeg. Het is een oplossing waarbij particulieren zelf het welstandsbeleid maken en toetsen. Het is bottum-up ten top, maar voor de meeste gemeenten een paar stappen te ver. Ruimtelijke vormgeving en -kwaliteit is voor hun geen optelsom van allerlei persoonlijke belangen van bewoners, maar van algemeen belang.

Voor het herwinnen van het draagvlak zijn ook geen dergelijke grote stappen noodzakelijk. Zoals hierboven al is aangegeven is er bij burgers veel belangstelling voor architectuur. Met relatief kleine eenvoudige oplossingen, aangestuurd door stedenbouwkundigen, architecten of planologen, moet het mogelijk zijn die belangstelling om te zetten in enthousiasme voor het welstandsbeleid. En in de zorg voor een betere ruimtelijke kwaliteit in hun directe omgeving.

Het betrekken van bewoners bij het opstellen van het welstandsbeleid is een belangrijk onderdeel om het draagvlak te vergroten. Dat is bijvoorbeeld in Brunssum gedaan, waar bewoners welstandscriteria hebben opgesteld voor hun eigen wijk. Via excursies door de wijk en ateliersessies is hier hard aan gewerkt. Uiteindelijk heeft Arjan van der Laan de welstandsnota opgesteld, op basis van de input van de bewoners.

 

 

Verleiding

Een andere methode om het draagvlak te vergroten, is om de welstandsnota toegankelijker en aantrekkelijker te maken voor de burger. Inwoners moeten verleid worden tot het bouwen van kwaliteit. Dat begint met het enthousiast maken van mensen voor de architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten van de wijk waarin ze wonen. En door ze te wijzen op specifieke karakteristieken die hun wijk maken tot wat het is. Die methode wordt toegepast in de gezamenlijke welstandsnota van Dinkelland en Tubbergen, die nu in ontwikkeling is.

 

Deze welstandsnota zal bestaan uit een verzameling beeldkwaliteitplannen voor verschillende wijken binnen beide gemeenten. Het wordt een inspirerend en beeldend boekwerk dat in “normaal Nederlands” het welstandskader vast legt. Geen optelsom van allerlei onbegrijpelijke criteria, maar een nota die aan de hand van foto’s, teksten, referenties en schetsen duidelijk maakt welke kwaliteit wordt nagestreefd. En geen woorden als “orthogonale stedenbouwkundige structuur”, maar wel “een patroon van rechttoe-rechtaan straten”. Een fris uitziende nota die nog leuk is om lezen ook. En ten slotte zijn in de nieuwe welstandsnota voor Dronten, die ook nog in ontwikkeling is, de verschillende criteria voor alle deelgebieden vervangen door één set algemene beleidsregels. Kort, bondig en begrijpelijk.

 

 

Toekomst

De welstandsnota is er voor de burger. Maar een verleidelijke welstandsnota als de toekomst van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid… het klinkt alsof we te veel afdwalen van de kern. Maar het kan wel eens die noodzakelijke, kleine aanpassing blijken die het draagvlak voor welstandsbeleid kan vergroten, zodat de kwaliteit van architectuur en stedenbouw, nu en in de toekomst, verankerd blijft.

 

Arjan van der Laan

senior adviseur/eigenaar Buro Dwarsstraat

 

(1) Plasticiteit zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [plɑstisi’tɛit] ruimtewerking met eigenschaduw. De mate aan dieptewerking door het reliëf in de gevel, veroorzaakt door licht- en schaduwwerking in de gevel of binnenshuis

Reacties zijn gesloten.